Museum Prinsenhof Delft is meer dan een gebouw met een museale functie: het gebouw zelf is geschiedenis. Het is een monument van nationale betekenis. In het Prinsenhof in Delft vond één van de meest dramatische gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis plaats: de moord op Willem van Oranje in 1584. De kogelgaten zitten nog altijd als stille getuigen in de muur.
De bouw en bewoningsgeschiedenis van het Prinsenhof gaat terug tot begin 1400. Op 30 april 1403 kreeg een aantal gebouwen in Delft de status van nonnenklooster. Het klooster werd vernoemd naar Agatha, de dochter van Alijd Buser, de eerste mater. St. Agatha was tevens de patrones over de weeftechniek. Spinnen en weven werd daarom ook een van de inkomstenbronnen van het klooster.
Het Agathaklooster groeide voorspoedig in de vijftiende eeuw. Het welvarende klooster trok vrouwen aan uit vooraanstaande families. Hun toetreding deed de rijkdom verder toenemen. Het werd een zeer voornaam klooster in Holland, dat in zijn gastenverblijf vele belangrijke gasten ontving.
De rijkdom van de Katholieke Kerk, waarvan ook het Agathaklooster een voorbeeld was, leidde tot steeds meer protest en roep om hervormingen. In 1566 brak de Beeldenstorm uit, waarbij hervormingsgezinden zich met geweld keerden tegen de rijkdom van kerken en kloosters. Het Agathaklooster was echter goed beschermd en bleef gespaard. Kort hierop brak de Opstand uit.
Toen Delft in 1572 in handen kwam van de opstandelingen, werd het klooster geconfisqueerd door de Staten van Holland. Willem van Oranje, inmiddels leider van de Opstand, komt in Delft wonen omdat de stad een veilige, ommuurde plek is. Het Prinsenhof is een geschikt woon- en werkcomplex met een Gastenkwartier, waar de stad vaak hoge gasten ontvangt.
De smalle wenteltrappen in het kloostergebouw zijn niet geschikt voor een Prins en zijn gevolg en voor hem is een nieuwe, bredere ‘staatsietrap' aangelegd. Zijn woon- en slaapverblijf bevindt zich op de verdieping, op de hoek van de Oude Delft waar hij het uitkijkt op de Oude Kerk.
Nadat Willem van Oranje in 1584 op de bovengenoemde trap is vermoord vertrekt zijn weduwe, Louise de Coligny uit Delft en geeft zij het gebouw terug aan het stadsbestuur.
Net als andere kloosters werd het grote complex van het voormalige St. Agathaconvent voor meerdere doelen gebruikt, zoals bedrijfsruimte, pakhuis of woning. Daarnaast hield het voormalige Prinsenhof nog lang de functie van logement, onder andere van familieleden van de stadhouder. Ook waren er nog steeds voormalige nonnen op het kloosterterrein aanwezig. Zij mochten in de gebouwen aan de zuidzijde van het huidige St. Agathaplein blijven wonen, zij het niet als kloostergemeenschap. De laatste non sterft in 1640.
In het Prinsenhof zelf stonden veel ruimten leeg na het vertrek van het stadhouderlijk hof. In de 17e eeuw zocht het stadsbestuur zoveel mogelijk nuttige bestemmingen, zoals een lakenhal, woningen, pakhuizen en een looikamer.
Het stadsbestuur gebruikte de voormalige eetzaal als ontvangstzaal, ‘de grote zaal’. In 1668 kreeg Leonard Bramer opdracht om hier een plafondschildering aan te brengen. In de 18e eeuw werd deze zaal een aantal jaren als repetitieruimte in gebruik gegeven aan het Delftse ‘Collegium Musicum’. Ook voor andere verenigingen en feestelijke of formele bestemmingen gaf het stadsbestuur de zaal regelmatig in gebruik.
In 1776 werd de Latijnse School geopend in het Prinsenhof. Vanaf 1795 vonden er regelmatig verhuizingen plaats omdat militairen steeds meer delen van het gebouw vorderden en in 1807 verliet de Latijnse School Het Prinsenhof. Steeds meer vertrekken van het Prinsenhof werden ingezet voor militaire doeleinden.
Langzaamaan groeit echter het besef dat Het Prinsenhof gezien moet worden als een nationaal monument en dat het gebouwencomplex als kazerne op een minder waardige wijze wordt gebruikt. Soldatenschoenen verslijten de treden van de ‘staatietrap’ die ooit speciaal voor Willem van Oranje is aangelegd.
Rond 1900 begonnen de militairen het Prinsenhof te verlaten en kwamen de ruimten stuk voor stuk weer vrij voor Het Prinsenhof. Al eerder, in 1884, werd ter herdenking van de 300ste sterfdag van Prins Willem een tentoonstelling georganiseerd in de Moordhal en in de eetzaal en in datzelfde jaar begon de restauratie van beide ruimten. In 1887 werden de twee zalen geopend als Rijksmuseum ‘De Historische Zaal van het Prinsenhof’. Daaraan werden in de loop der jaren toegevoegd de Kapittelzaal (1894) en de verdieping boven de Historische Zaal (1899). In 1925 verlieten de laatste militairen het gebouw.
De collectie van het in 1897 opgerichte Gemeentemuseum werd in 1906 ondergebracht in de vertrekken boven de Historische Zaal. Er waren dus twee musea in één pand. In 1911 werd ook een zaal ingericht voor de collectie van de Indische Instelling. Sindsdien heeft het Prinsenhof een museale bestemming gehouden.
De Waalse kerk
De Waalse kerk is het oostelijk deel van de 15e-eeuwse kapel van het voormalige Sint-Agathaklooster. Van 1585 tot 2014 werd het gebruikt door de Waalse Hervormde Kerk. In het koor bevindt zich een graftome met een grote grafsteen van Don Emanuel van Portugal (†1666), die getrouwd was met een dochter van Willem van Oranje en in het Prinsenhof woonde. De Waalse kerk is onderdeel van het museum en wordt tegenwoordig gebruikt als kassaruimte en museumwinkel. Te zien zijn de preekstoel, het orgel en het graf van een aantal van de kleinkinderen van Willem van Oranje.